Een stervende man die in de Kalverstraat woonde, kreeg op 15
maart 1345 bij het Sacrament der Zieken de hostie toegediend. De hostie heeft, door de consecratie, een wezensverandering ondergaan en is daarmee Lichaam van Christus geworden. De man, ziek als hij was, braakte de hostie uit
en het braaksel werd in het haardvuur gegooid.
De volgende dag zweefde de
hostie ongeschonden boven het vuur. De werkvrouw pakte de hostie, legde
hem in een kist en bracht hem uit eerbied naar de pastoor. Deze legt de
hostie in de kerk. De volgende dag komt de werkvrouw weer in het huis van
de zieke en ze ziet tot haar verwondering de hostie weer in de kist
liggen. Ze roept de pastoor die de hostie weer terug naar de kerk brengt.
De volgende dag ligt de hostie wéér in de kist bij de zieke. Dan pas
begrijpt men dat God wil dat dit wonder openbaar gemaakt wordt en de
pastoor komt om de hostie in een plechtige processie naar de kerk te
brengen.
De betekenis van dit Mirakel is dat de kracht van Gods genade sterker
is dan de natuur.
|